• spot·ter·nij
enkelvoud meervoud
naamwoord spotternij spotternijen
verkleinwoord spotternijtje spotternijtjes

de spotternijv

  1. kritische, maar ook grappige uitlating over iemand
    • Tussen die twee uitersten bevindt zich een volksliedrepertoire vol lyriek, dramatiek, spotternij en intense droefenis. Dat de Bulgaarse plattelandsbevolking eeuwen is gehard door onderdrukking en bittere armoede kunnen deze Nederlandse dames volledig invoelbaar maken. [2] 0
     De abt vond het spotternij om die heilige ruimte te vullen met gezang voor zulk een wereldse geestelijke.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Het Parool 21 OKTOBER 2009 Wereld Pauni trio Pauna Devojka Bulgarian harmonies
  3. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 14