parodie
- pa·ro·die
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spottende nabootsing’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- Afkomstig van het Oudgriekse παρῳδία
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parodie | parodieën parodies |
verkleinwoord | parodietje | parodietjes |
de parodie v
- spottende nabootsing van een bestaande kunstvorm (letterkundig werk, film etc.)
- Na het succesvolle filmpje van Arjen Lubach waarin hij Nederland voorstelt aan president Donald Trump, is Duitsland nu met een parodie daarop gekomen.[2]
- Het woord parodie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parodie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "parodie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Duitse parodie op Lubach-filmpje over Trump, TVGids.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be