besodemieteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van besodemieteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besodemieteren | te besodemieteren | ||||||||
toekomend | zullen besodemieteren | te zullen besodemieteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben besodemieterd | te hebben besodemieterd | ||||||||
toekomend | besodemieterd zullen hebben | besodemieterd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
besodemieterend | besodemieterd | ev. besodemieter |
mv. verouderd besodemietert |
besodemietere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | besodemieter | besodemietert | besodemietert | besodemietert | besodemietert | besodemieteren | besodemieteren | besodemieteren | |||
verleden (o.v.t.) | besodemieterde | besodemieterde | besodemieterde | besodemieterde | besodemieterde | besodemieterden | besodemieterden | besodemieterden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besodemieteren | zult/zal besodemieteren | zult/zal besodemieteren | zult besodemieteren | zal besodemieteren | zullen besodemieteren | zullen besodemieteren | zullen besodemieteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besodemieteren | zou besodemieteren | zou(dt) besodemieteren | zoudt besodemieteren | zou besodemieteren | zouden besodemieteren | zouden besodemieteren | zouden besodemieteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb besodemieterd | hebt besodemieterd | hebt/heeft besodemieterd | hebt besodemieterd | heeft besodemieterd | hebben besodemieterd | hebben besodemieterd | hebben besodemieterd | |||
verleden (v.v.t.) | had besodemieterd | had besodemieterd | had besodemieterd | hadt besodemieterd | had besodemieterd | hadden besodemieterd | hadden besodemieterd | hadden besodemieterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besodemieterd hebben | zal/zult besodemieterd hebben | zult/zal besodemieterd hebben | zult besodemieterd hebben | zal besodemieterd hebben | zullen besodemieterd hebben | zullen besodemieterd hebben | zullen besodemieterd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besodemieterd hebben | zou besodemieterd hebben | zou/zoudt besodemieterd hebben | zoudt besodemieterd hebben | zou besodemieterd hebben | zouden besodemieterd hebben | zouden besodemieterd hebben | zouden besodemieterd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm besodemieterd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt besodemieterd | er is besodemieterd | |||||||||
verleden | er werd besodemieterd | er was besodemieterd | |||||||||
toekomend | er zal besodemieterd worden | er zal besodemieterd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou besodemieterd worden | er zou besodemieterd zijn | |||||||||
lijdende vorm besodemieterd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besodemieterd worden | besodemieterd te worden | ||||||||
toekomend | besodemieterd zullen worden | besodemieterd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | besodemieterd zijn | besodemieterd te zijn | ||||||||
toekomend | besodemieterd zullen zijn | besodemieterd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word besodemieterd | wordt besodemieterd | wordt besodemieterd | wordt besodemieterd | wordt besodemieterd | worden besodemieterd | worden besodemieterd | worden besodemieterd | |||
verleden (o.v.t.) | werd besodemieterd | werd besodemieterd | werd besodemieterd | werdt besodemieterd | werd besodemieterd | werden besodemieterd | werden besodemieterd | werden besodemieterd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besodemieterd worden | zult besodemieterd worden | zult besodemieterd worden | zult besodemieterd worden | zal besodemieterd worden | zullen besodemieterd worden | zullen besodemieterd worden | zullen besodemieterd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besodemieterd worden | zou besodemieterd worden | zou/zoudt besodemieterd worden | zoudt besodemieterd worden | zou besodemieterd worden | zouden besodemieterd worden | zouden besodemieterd worden | zouden besodemieterd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben besodemieterd | bent besodemieterd | bent/is besodemieterd | zijt besodemieterd | is besodemieterd | zijn besodemieterd | zijn besodemieterd | zijn besodemieterd | |||
verleden (v.v.t.) | was besodemieterd | was besodemieterd | was besodemieterd | waart besodemieterd | was besodemieterd | waren besodemieterd | waren besodemieterd | waren besodemieterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besodemieterd zijn | zult besodemieterd zijn | zult besodemieterd zijn | zult besodemieterd zijn | zal besodemieterd zijn | zullen besodemieterd zijn | zullen besodemieterd zijn | zullen besodemieterd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besodemieterd zijn | zou besodemieterd zijn | zou/zoudt besodemieterd zijn | zoudt besodemieterd zijn | zou besodemieterd zijn | zouden besodemieterd zijn | zouden besodemieterd zijn | zouden besodemieterd zijn |