Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·so·de·mie·ter

Werkwoord

vervoeging van
besodemieteren

besodemieter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besodemieteren
    • Ik besodemieter. 
  2. gebiedende wijs van besodemieteren
    • Besodemieter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besodemieteren
    • Besodemieter je?