bepantseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bepantseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bepantseren | te bepantseren | ||||||||
toekomend | zullen bepantseren | te zullen bepantseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bepantserd | te hebben bepantserd | ||||||||
toekomend | bepantserd zullen hebben | bepantserd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bepantserend | bepantserd | ev. bepantser |
mv. verouderd bepantsert |
bepantsere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bepantser | bepantsert | bepantsert | bepantsert | bepantsert | bepantseren | bepantseren | bepantseren | |||
verleden (o.v.t.) | bepantserde | bepantserde | bepantserde | bepantserde | bepantserde | bepantserden | bepantserden | bepantserden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bepantseren | zult/zal bepantseren | zult/zal bepantseren | zult bepantseren | zal bepantseren | zullen bepantseren | zullen bepantseren | zullen bepantseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bepantseren | zou bepantseren | zou(dt) bepantseren | zoudt bepantseren | zou bepantseren | zouden bepantseren | zouden bepantseren | zouden bepantseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bepantserd | hebt bepantserd | hebt/heeft bepantserd | hebt bepantserd | heeft bepantserd | hebben bepantserd | hebben bepantserd | hebben bepantserd | |||
verleden (v.v.t.) | had bepantserd | had bepantserd | had bepantserd | hadt bepantserd | had bepantserd | hadden bepantserd | hadden bepantserd | hadden bepantserd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bepantserd hebben | zal/zult bepantserd hebben | zult/zal bepantserd hebben | zult bepantserd hebben | zal bepantserd hebben | zullen bepantserd hebben | zullen bepantserd hebben | zullen bepantserd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bepantserd hebben | zou bepantserd hebben | zou/zoudt bepantserd hebben | zoudt bepantserd hebben | zou bepantserd hebben | zouden bepantserd hebben | zouden bepantserd hebben | zouden bepantserd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bepantserd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bepantserd | er is bepantserd | |||||||||
verleden | er werd bepantserd | er was bepantserd | |||||||||
toekomend | er zal bepantserd worden | er zal bepantserd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bepantserd worden | er zou bepantserd zijn | |||||||||
lijdende vorm bepantserd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bepantserd worden | bepantserd te worden | ||||||||
toekomend | bepantserd zullen worden | bepantserd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bepantserd zijn | bepantserd te zijn | ||||||||
toekomend | bepantserd zullen zijn | bepantserd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bepantserd | wordt bepantserd | wordt bepantserd | wordt bepantserd | wordt bepantserd | worden bepantserd | worden bepantserd | worden bepantserd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bepantserd | werd bepantserd | werd bepantserd | werdt bepantserd | werd bepantserd | werden bepantserd | werden bepantserd | werden bepantserd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bepantserd worden | zult bepantserd worden | zult bepantserd worden | zult bepantserd worden | zal bepantserd worden | zullen bepantserd worden | zullen bepantserd worden | zullen bepantserd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bepantserd worden | zou bepantserd worden | zou/zoudt bepantserd worden | zoudt bepantserd worden | zou bepantserd worden | zouden bepantserd worden | zouden bepantserd worden | zouden bepantserd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bepantserd | bent bepantserd | bent/is bepantserd | zijt bepantserd | is bepantserd | zijn bepantserd | zijn bepantserd | zijn bepantserd | |||
verleden (v.v.t.) | was bepantserd | was bepantserd | was bepantserd | waart bepantserd | was bepantserd | waren bepantserd | waren bepantserd | waren bepantserd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bepantserd zijn | zult bepantserd zijn | zult bepantserd zijn | zult bepantserd zijn | zal bepantserd zijn | zullen bepantserd zijn | zullen bepantserd zijn | zullen bepantserd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bepantserd zijn | zou bepantserd zijn | zou/zoudt bepantserd zijn | zoudt bepantserd zijn | zou bepantserd zijn | zouden bepantserd zijn | zouden bepantserd zijn | zouden bepantserd zijn |