beminnen
- be·min·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beminnen |
beminde |
bemind |
zwak -d | volledig |
beminnen
- overgankelijk amoureuze gevoelens koesteren voor
- "Ik bemin jou" is eigenlijk een nog romantischer "Ik hou van jou", vooral als het antwoord "Ik ook van jou" is.
- ▸ De artes amatoria, pseudo-wetenschappelijke verhandelingen over de kunst van het beminnen, bevatten gewoonlijk voorschriften of aanwijzingen voor de minnaar over de wijze van benaderen en omgaan met de beminde.[3]
- overgankelijk (figuurlijk) grote waarde hechten aan
- ▸ Zij beminnen de deugd en ze houden de dichters in ere.[4]
- overgankelijk (seksualiteit) (eufemisme) geslachtsgemeenschap hebben
- ▸ Je slaapkamer is bedoeld om in te slapen en om in te beminnen.[5]
- [1], [2] houden van, liefhebben
- [3] seksen
1. amoureuze gevoelens voor iemand koesteren
- Het woord beminnen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beminnen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ beminnen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron ars amandi in: G.J. Vis e.a.Algemeen letterkundig lexicon
- ↑ Weblink bron K.J. Bostoen“Dichterschap en koopmanschap in de zestiende eeuw. Omtrent de dichters Guillaume de Poetou en Jan vander Noot.”, 2e, herziene editie (2016), Sub Rosa, Deventer, ISBN 9070591189, hfst. 5
- ↑ Weblink bron “Debby (52) ontdekte Feng Shui: 'Ik slaap nu als een roos'” (25 januari 2023) op nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be