beminde
- be·min·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beminde | beminden |
verkleinwoord | bemindetje | bemindetjes |
1.
vervoeging van |
---|
beminnen |
beminde
- enkelvoud verleden tijd van beminnen
- Ik beminde.
- Jij beminde.
- Hij, zij, het beminde.
- Ik beminde.
- verbogen vorm van bemind, voltooid deelwoord van beminnen
beminde
- verbogen vorm van de stellende trap van bemind
- Het woord beminde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beminde" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be