• be·min·de
  • Afgeleid van bemind met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord beminde beminden
verkleinwoord bemindetje bemindetjes

de bemindev / m

  1. (formeel) geliefde
    • Jij was altijd al mijn beminde. 
vervoeging van
beminnen

beminde

  1. enkelvoud verleden tijd van beminnen
    • Ik beminde. 
    • Jij beminde. 
    • Hij, zij, het beminde. 
  2. verbogen vorm van bemind, voltooid deelwoord van beminnen

beminde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bemind
94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be