bedroeven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bedroeven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bedroeven | te bedroeven | ||||||||
toekomend | zullen bedroeven | te zullen bedroeven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bedroefd | te hebben bedroefd | ||||||||
toekomend | bedroefd zullen hebben | bedroefd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bedroevend | bedroefd | ev. bedroef |
mv. verouderd bedroeft |
bedroeve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bedroef | bedroeft | bedroeft | bedroeft | bedroeft | bedroeven | bedroeven | bedroeven | |||
verleden (o.v.t.) | bedroefde | bedroefde | bedroefde | bedroefde | bedroefde | bedroefden | bedroefden | bedroefden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bedroeven | zult/zal bedroeven | zult/zal bedroeven | zult bedroeven | zal bedroeven | zullen bedroeven | zullen bedroeven | zullen bedroeven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bedroeven | zou bedroeven | zou(dt) bedroeven | zoudt bedroeven | zou bedroeven | zouden bedroeven | zouden bedroeven | zouden bedroeven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bedroefd | hebt bedroefd | hebt/heeft bedroefd | hebt bedroefd | heeft bedroefd | hebben bedroefd | hebben bedroefd | hebben bedroefd | |||
verleden (v.v.t.) | had bedroefd | had bedroefd | had bedroefd | hadt bedroefd | had bedroefd | hadden bedroefd | hadden bedroefd | hadden bedroefd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bedroefd hebben | zal/zult bedroefd hebben | zult/zal bedroefd hebben | zult bedroefd hebben | zal bedroefd hebben | zullen bedroefd hebben | zullen bedroefd hebben | zullen bedroefd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bedroefd hebben | zou bedroefd hebben | zou/zoudt bedroefd hebben | zoudt bedroefd hebben | zou bedroefd hebben | zouden bedroefd hebben | zouden bedroefd hebben | zouden bedroefd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bedroefd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bedroefd | er is bedroefd | |||||||||
verleden | er werd bedroefd | er was bedroefd | |||||||||
toekomend | er zal bedroefd worden | er zal bedroefd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bedroefd worden | er zou bedroefd zijn | |||||||||
lijdende vorm bedroefd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bedroefd worden | bedroefd te worden | ||||||||
toekomend | bedroefd zullen worden | bedroefd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bedroefd zijn | bedroefd te zijn | ||||||||
toekomend | bedroefd zullen zijn | bedroefd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bedroefd | wordt bedroefd | wordt bedroefd | wordt bedroefd | wordt bedroefd | worden bedroefd | worden bedroefd | worden bedroefd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bedroefd | werd bedroefd | werd bedroefd | werdt bedroefd | werd bedroefd | werden bedroefd | werden bedroefd | werden bedroefd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bedroefd worden | zult bedroefd worden | zult bedroefd worden | zult bedroefd worden | zal bedroefd worden | zullen bedroefd worden | zullen bedroefd worden | zullen bedroefd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bedroefd worden | zou bedroefd worden | zou/zoudt bedroefd worden | zoudt bedroefd worden | zou bedroefd worden | zouden bedroefd worden | zouden bedroefd worden | zouden bedroefd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bedroefd | bent bedroefd | bent/is bedroefd | zijt bedroefd | is bedroefd | zijn bedroefd | zijn bedroefd | zijn bedroefd | |||
verleden (v.v.t.) | was bedroefd | was bedroefd | was bedroefd | waart bedroefd | was bedroefd | waren bedroefd | waren bedroefd | waren bedroefd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bedroefd zijn | zult bedroefd zijn | zult bedroefd zijn | zult bedroefd zijn | zal bedroefd zijn | zullen bedroefd zijn | zullen bedroefd zijn | zullen bedroefd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bedroefd zijn | zou bedroefd zijn | zou/zoudt bedroefd zijn | zoudt bedroefd zijn | zou bedroefd zijn | zouden bedroefd zijn | zouden bedroefd zijn | zouden bedroefd zijn |
vervoeging van het werkwoord bedroeven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | |||||||||
het | bedroeft | het | bedroefde | het | zal bedroeven | ||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bedroevend | hebben bedroefd | bedroef | bedroeve |