bedaren
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
bedaren | bedarend |
- | bedaard |
- be·da·ren
- In de betekenis van ‘(zich) kalmeren’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- Afkomstig van Middelnederlands hem bedaren,"tot zichzelf komen. Verwanten zijn beperkt tot Fries bedearje. Mogelijk verwant aan bedeesd, daas. In dat geval is een wortel *daz- te vermoeden. met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedaren |
bedaarde |
bedaard |
zwak -d | volledig |
bedaren
- ergatief tot rust komen, kalm worden
- Eindelijk bedaarde de vreselijke storm en kon het reddingswerk beginnen.
- ▸ Was hun koning, Willem de Veroveraar, niet tijdens een geweldige storm, dankzij de heilige Nicolaas, veilig van Normandië naar Engeland gevaren? Want Nicolaas was in staat de wind en de onstuimige kracht der golven te doen bedaren![3]
- overgankelijk kalm maken
- Hij kon het kind slechts bedaren door het een ijsje aan te bieden.
1. tot rust komen
2. kalm maken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedaren | |
verkleinwoord |
het bedaren o
- Het woord bedaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedaren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "bedaren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bedaren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be