kalmeren
- kal·me·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kalmeren |
kalmeerde |
gekalmeerd |
zwak -d | volledig |
kalmeren
- ergatief kalm worden
- De storm is gelukkig wat gekalmeerd.
- overgankelijk kalm maken
- De groepsleider kalmeerde de jongen.
- wederkerend zich ~ : zich kalmeren
1. kalm worden
3. zich kalmeren
- Het woord kalmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kalmeren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ kalmeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be