stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calmo calmava calmat
1e vervoeging volledig

calmar

  1. bedaren, kalmeren, tot rust brengen
  2. stillen, verzachten, sussen
  3. bedaren, kalmeren, rustig worden


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  calmar     le calmar     calmars     les calmars  

calmar m

  1. (koppotigen) pijlinktvis


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
calmar
calmaba
calmado
volledig

calmar

  1. doen bedaren, kalmeren, tot rust brengen
  2. stillen, verzachten, sussen
  1. kalmeren, rustig worden, bedaren
  2. gaan liggen (de wind)