sussen
- sus·sen
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kalmeren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1501 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sussen |
suste |
gesust |
zwak -t | volledig |
sussen
- overgankelijk tot bedaren brengen
- Hij trachtte de ruzie tussen de kinderen te sussen, maar dat wilde niet erg lukken.
- Trump zou van zijn kant het grotere plaatje moeten erkennen. "Als hij de Derde Wereldoorlog wil vermijden, zou hij de lessen van de Tweede Wereldoorlog ter harte moeten nemen. Dictators sussen werkt niet. De Amerikaanse president zou net zo onbeleefd moeten zijn tegen Poetin als dat hij tegen Zelensky was."[2]
- Het woord sussen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sussen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sussen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.vrt.be (1 mrt 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be