• be·daar·de

bedaarde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van bedaard
vervoeging van
bedaren

bedaarde

  1. enkelvoud verleden tijd van bedaren
    • Ik bedaarde. 
    • Jij bedaarde. 
    • Hij, zij, het bedaarde. 
  2. verbogen vorm van bedaard, voltooid deelwoord van bedaren