basket
- bas·ket
- van het Engels (mand)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basket | baskets |
verkleinwoord | - | - |
1. doel
2. sport
|
vervoeging van |
---|
basketten |
basket
- Het woord basket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "basket" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Geluid: basket (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- (VK) /ˈbɑːskɪt/
- (VS) /ˈbæskɪt/, /ˈbæskət/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
basket | baskets |
basket
- mand; bak gemaakt van gevlochten rotan of tenen voorzien van een handvat
- (basketbal) basket; als doel dienende ring
- [2] (verkorting) van basketball
basket m
- (spreektaal), (basketbal), (schoeisel) basketbalschoen
- «Rien de plus chic que les basket Dior.»
- Niets sjiekers dan Dior-basketbalschoenen. [2]
- «Rien de plus chic que les basket Dior.»
- (spreektaal), (sport) basketbal
- «Tous les vendredis, je joue au basket avec mes potes.»
- Iedere vrijdag speel ik basketbal met mijn maten. [2]
- «Tous les vendredis, je joue au basket avec mes potes.»
basket m