banka
banka
banka
banka
- accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van banki
banka
banka
- accusatief onbepaald mannelijk meervoud van banki
banka v
- (financieel) bank; een financiële organisatie.
- (financieel)(bouwkunde) bank; een vestiging van een dergelijke financiële organisatie.
- ban·ka
- Afgeleid van het Italiaanse woord banca
banka v
- (financieel) bank; een financiële organisatie.
- «Měl v bance peníze.»
- Hij had zijn geld op de bank.
- «Měl v bance peníze.»
- (financieel)(bouwkunde) bank; een vestiging van een dergelijke financiële organisatie.
- «Banka otevírá v osm hodin.»
- De bank gaat om 8 uur open.
- «Banka otevírá v osm hodin.»
- bank; een opslagsysteem voor gegevens of voorwerpen
- (medisch) bank; een afdeling in een ziekenhuis voor de opslag van vloeistoffen; bijv.: bloedbank
- (informatica) database
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | banka | banky |
genitief | banky | bank |
datief | bance | bankám |
accusatief | banku | banky |
vocatief | banko | banky |
locatief | bance | bankách |
instrumentalis | bankou | bankami |
|
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ban·ka
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | banka | bankalar |
genitief | bankanın | bankaların |
datief | bankaya | bankalara |
accusatief | bankayı | bankaları |
locatief | bankada | bankalarda |
ablatief | bankadan | bankalardan |
banka
- bank (financiële instelling)
- bank, bankgebouw