baken
- ba·ken
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘vast merk dat vaarwater aangeeft’ voor het eerst aangetroffen in 1284 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baken | bakens |
verkleinwoord | bakentje | bakentjes |
het baken o
- een markering, meer in het bijzonder gebruikt in de lucht- en scheepvaart voor herkenningstekens
- Tijdens het varen moet je goed op de bakens letten want op het water zijn strepen die aangeven waar de waterwegen zijn.
- De vader was in moeilijke tijden altijd een baken voor zijn zoon.
- ▸ Ver aan de horizon was een baken zichtbaar.[3]
- bakendienst, bakenen, bakengeld, bakenkwartier, bakenlijn, bakenmeester, bakenton, bakenzender, bebakenen
- Als het getij verloopt, moet men zijn bakens verzetten (of verzet men de bakens)
als de omstandigheden veranderen neemt men andere nieuwe maatregelen, en stelt men andere uitgangspunten en doelen
- De bakens verzetten
de plannen veranderen wegens andere omstandigheden
- Een schip op het strand is een baken in zee
van de fouten die anderen hebben gemaakt kun je zelf veel leren
1. een markering, meer in het bijzonder gebruikt in de lucht- en scheepvaart...
de baken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord baak
- ↑ "baken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ baken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
vervoeging van |
---|
bakenen |
baken
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakenen
- Ik baken.
- gebiedende wijs van bakenen
- Baken!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakenen
- Baken je?
- Het woord baken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "baken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
baken | boec | boeken | gebaken |
klasse 6 | volledig |
baken
- bakken
- Men salse te broede mede baken ende daerna salmense ontmaken in watre.
- In latere tijd werd baken verdrongen door backen.
baken
- ba·ken
Zelfstandig naamwoord #1
- De betekenissen van "Zelfstandig naamwoord #1" zijn te vinden onder bak.
baken
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bak
Zelfstandig naamwoord #2
- De betekenissen van "Zelfstandig naamwoord #2" zijn te vinden onder bak.
baken
- nominatief bepaald mannelijk en onzijdig enkelvoud van bak
- ba·ken
Zelfstandig naamwoord #1
- De betekenissen van "Zelfstandig naamwoord #1" zijn te vinden onder bak.
baken
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bak
Naar frequentie | 6417 |
---|
Zelfstandig naamwoord #1
- De betekenissen van "Zelfstandig naamwoord #1" zijn te vinden onder bak.
baken
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van bak
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be