• ge·lei·de·ba·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord geleidebaken geleidebakens
verkleinwoord - -

het geleidebakeno

  1. (scheepvaart) een van de twee lichten of andere zichtbare tekens die op één lijn in het verlengde van een rechte vaargeul zijn geplaatst, zodat je kan bijsturen zodra je ze niet meer recht boven elkaar ziet staan
    • De achterste geleidebaken is hoger dan de voorste, om ze goed ineen te kunnen houden. [2]
  2. (verkeer) wegmarkering in de vorm van een schuin rood-witgestreept langwerpig bord, in een rij op de grens van de rijbaan op plaatsen die tijdelijk onoverzichtelijk zijn
    • In plaats van het gat direct te dichten en het betonnen paaltje te repareren, heeft de gemeente Eindhoven het probleem tijdelijk opgelost met een geleidebaken, een soort waarschuwingsbord. [3]
  • Voor de bebakening van vaargeulen is de vorm "geleidebaken" het meest gebruikelijk, voor de wegbebakening is "geleidebaak" meer gangbaar.

de geleidebakenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord geleidebaak (zowel 1. wegbebakening als 2. bebakening vaargeul)
    • De rood-witte geleidebaken worden vaak geplaatst bij wegwerkzaamheden. [4]