• be·ba·ke·nen
  • afgeleid van baken met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bebakenen
bebakende
bebakend
zwak -d volledig

bebakenen

  1. overgankelijk van bakens voorzien
    • De vaargeul werd met lichtboeien bebakend. 
52 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be