Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ba·ken·de

Werkwoord

vervoeging van
bebakenen

bebakende

  1. enkelvoud verleden tijd van bebakenen
    • Ik bebakende. 
    • Jij bebakende. 
    • Hij, zij, het bebakende. 
  2. verbogen vorm van bebakend, voltooid deelwoord van bebakenen