Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • azi·mut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord azimut azimuts
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het azimuto

  1. (astronomie), (landmeetkunde) de hoek in het horizontale vlak, vaak met de noord- of zuidpool als uitgangspunt
    • Een azimut van negentig graden betekent pal oost. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /azɪmʊt/
Woordafbreking
  • azi·mut
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Arabische woord السمت (as-samt)

Zelfstandig naamwoord

azimut m onbezield

  1. (astronomie) (landmeetkunde) azimut; de hoek in het horizontale vlak, vaak met de noord- of zuidpool als uitgangspunt
Verbuiging
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen