avanceren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van avanceren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | avanceren | te avanceren | ||||||||
toekomend | zullen avanceren | te zullen avanceren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geavanceerd | te hebben geavanceerd | ||||||||
toekomend | geavanceerd zullen hebben | geavanceerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
avancerend | geavanceerd | ev. avanceer |
mv. verouderd avanceert |
avancere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | avanceer | avanceert | avanceert | avanceert | avanceert | avanceren | avanceren | avanceren | |||
verleden (o.v.t.) | avanceerde | avanceerde | avanceerde | avanceerde | avanceerde | avanceerden | avanceerden | avanceerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal avanceren | zult/zal avanceren | zult/zal avanceren | zult avanceren | zal avanceren | zullen avanceren | zullen avanceren | zullen avanceren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou avanceren | zou avanceren | zou(dt) avanceren | zoudt avanceren | zou avanceren | zouden avanceren | zouden avanceren | zouden avanceren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geavanceerd | hebt geavanceerd | hebt/heeft geavanceerd | hebt geavanceerd | heeft geavanceerd | hebben geavanceerd | hebben geavanceerd | hebben geavanceerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geavanceerd | had geavanceerd | had geavanceerd | hadt geavanceerd | had geavanceerd | hadden geavanceerd | hadden geavanceerd | hadden geavanceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geavanceerd hebben | zal/zult geavanceerd hebben | zult/zal geavanceerd hebben | zult geavanceerd hebben | zal geavanceerd hebben | zullen geavanceerd hebben | zullen geavanceerd hebben | zullen geavanceerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geavanceerd hebben | zou geavanceerd hebben | zou/zoudt geavanceerd hebben | zoudt geavanceerd hebben | zou geavanceerd hebben | zouden geavanceerd hebben | zouden geavanceerd hebben | zouden geavanceerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geavanceerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geavanceerd | er is geavanceerd | |||||||||
verleden | er werd geavanceerd | er was geavanceerd | |||||||||
toekomend | er zal geavanceerd worden | er zal geavanceerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geavanceerd worden | er zou geavanceerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geavanceerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geavanceerd worden | geavanceerd te worden | ||||||||
toekomend | geavanceerd zullen worden | geavanceerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geavanceerd zijn | geavanceerd te zijn | ||||||||
toekomend | geavanceerd zullen zijn | geavanceerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geavanceerd | wordt geavanceerd | wordt geavanceerd | wordt geavanceerd | wordt geavanceerd | worden geavanceerd | worden geavanceerd | worden geavanceerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geavanceerd | werd geavanceerd | werd geavanceerd | werdt geavanceerd | werd geavanceerd | werden geavanceerd | werden geavanceerd | werden geavanceerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geavanceerd worden | zult geavanceerd worden | zult geavanceerd worden | zult geavanceerd worden | zal geavanceerd worden | zullen geavanceerd worden | zullen geavanceerd worden | zullen geavanceerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geavanceerd worden | zou geavanceerd worden | zou/zoudt geavanceerd worden | zoudt geavanceerd worden | zou geavanceerd worden | zouden geavanceerd worden | zouden geavanceerd worden | zouden geavanceerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geavanceerd | bent geavanceerd | bent/is geavanceerd | zijt geavanceerd | is geavanceerd | zijn geavanceerd | zijn geavanceerd | zijn geavanceerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geavanceerd | was geavanceerd | was geavanceerd | waart geavanceerd | was geavanceerd | waren geavanceerd | waren geavanceerd | waren geavanceerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geavanceerd zijn | zult geavanceerd zijn | zult geavanceerd zijn | zult geavanceerd zijn | zal geavanceerd zijn | zullen geavanceerd zijn | zullen geavanceerd zijn | zullen geavanceerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geavanceerd zijn | zou geavanceerd zijn | zou/zoudt geavanceerd zijn | zoudt geavanceerd zijn | zou geavanceerd zijn | zouden geavanceerd zijn | zouden geavanceerd zijn | zouden geavanceerd zijn |