avanceren
- avan·ce·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorwaarts gaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1490 [1] [2]
avanceren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
avanceren |
avanceerde |
geavanceerd |
zwak -d | volledig |
- snel vooruitgaan
- Het woord avanceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "avanceren" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "avanceren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ avanceren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be