autocrossen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van autocrossen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | autocrossen | te autocrossen | ||||||
toekomend | zullen autocrossen | te zullen autocrossen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geautocrost | te hebben geautocrost | ||||||
toekomend | geautocrost zullen hebben | geautocrost te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
autocrossend | geautocrost | ev. autocros |
mv. verouderd autocrost |
autocrosse | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | autocros | autocrost | autocrost | autocrost | autocrost | autocrossen | autocrossen | autocrossen | |
verleden (o.v.t.) | autocroste | autocroste | autocroste | autocroste | autocroste | autocrosten | autocrosten | autocrosten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal autocrossen | zult/zal autocrossen | zult/zal autocrossen | zult autocrossen | zal autocrossen | zullen autocrossen | zullen autocrossen | zullen autocrossen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou autocrossen | zou autocrossen | zou(dt) autocrossen | zoudt autocrossen | zou autocrossen | zouden autocrossen | zouden autocrossen | zouden autocrossen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geautocrost | hebt geautocrost | hebt/heeft geautocrost | hebt geautocrost | heeft geautocrost | hebben geautocrost | hebben geautocrost | hebben geautocrost | |
verleden (v.v.t.) | had geautocrost | had geautocrost | had geautocrost | hadt geautocrost | had geautocrost | hadden geautocrost | hadden geautocrost | hadden geautocrost | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geautocrost hebben | zal/zult geautocrost hebben | zult/zal geautocrost hebben | zult geautocrost hebben | zal geautocrost hebben | zullen geautocrost hebben | zullen geautocrost hebben | zullen geautocrost hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geautocrost hebben | zou geautocrost hebben | zou/zoudt geautocrost hebben | zoudt geautocrost hebben | zou geautocrost hebben | zouden geautocrost hebben | zouden geautocrost hebben | zouden geautocrost hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geautocrost worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geautocrost | er is geautocrost | |||||||
verleden | er werd geautocrost | er was geautocrost | |||||||
toekomend | er zal geautocrost worden | er zal geautocrost zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geautocrost worden | er zou geautocrost zijn |