autocros
- au·to·cros
vervoeging van |
---|
autocrossen |
autocros
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van autocrossen
- Ik autocros.
- gebiedende wijs van autocrossen
- Autocros!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van autocrossen
- Autocros je?
- Het woord autocros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.