anderhalf
stellend | |
---|---|
onverbogen | anderhalf |
verbogen | anderhalve |
- an·der·half
- In de betekenis van ‘telwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1272 [1]
- samenstelling van ander en half
anderhalf
- (breukgetal) met enkelvoud: één en een half, 1,5
- Anderhalve week is niet zo lang.
- ▸ Sommige stukken waren lastig, met steile hellingen waardoor het soms wel anderhalf uur duurde om een stuk van twintig meter over te steken.[2]
- ▸ De zaak van de gekleurde straathoer die aan een kruis genageld gevonden was in de chique wijk Dikken, hield Van Veeteren en Münster anderhalve dag bezig.[3]
Breukgetallen in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
half • anderhalf • tweeënhalf • drieënhalf • vierenhalf • vijfenhalf • zesenhalf • zevenenhalf • achtenhalf • negenenhalf |
1.
- Het woord anderhalf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anderhalf" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "anderhalf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Håkan Nesser“Het grofmazige net” (2001), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044524048
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be