• ze·ven·en·half
stellend
onverbogen zevenenhalf
verbogen zevenenhalve

zevenenhalf

  1. (breukgetal) de breuk 7½ of 7,5; het getal halverwege 7 en 8
    • Het was een forse baby van zevenenhalf pond. 
    • Ze voegde zevenenhalve deciliter toe. 
Breukgetallen in het Nederlands
halfanderhalftweeënhalfdrieënhalfvierenhalfvijfenhalfzesenhalfzevenenhalfachtenhalfnegenenhalf