alarmeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van alarmeren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | alarmeren | te alarmeren | ||||||
toekomend | zullen alarmeren | te zullen alarmeren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gealarmeerd | te hebben gealarmeerd | ||||||
toekomend | gealarmeerd zullen hebben | gealarmeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
alarmerend | gealarmeerd | ev. alarmeer |
mv. verouderd alarmeert |
alarmere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | alarmeer | alarmeert | alarmeert | alarmeert | alarmeert | alarmeren | alarmeren | alarmeren | |
verleden (o.v.t.) | alarmeerde | alarmeerde | alarmeerde | alarmeerde | alarmeerde | alarmeerden | alarmeerden | alarmeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal alarmeren | zult/zal alarmeren | zult/zal alarmeren | zult alarmeren | zal alarmeren | zullen alarmeren | zullen alarmeren | zullen alarmeren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou alarmeren | zou alarmeren | zou(dt) alarmeren | zoudt alarmeren | zou alarmeren | zouden alarmeren | zouden alarmeren | zouden alarmeren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gealarmeerd | hebt gealarmeerd | hebt/heeft gealarmeerd | hebt gealarmeerd | heeft gealarmeerd | hebben gealarmeerd | hebben gealarmeerd | hebben gealarmeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gealarmeerd | had gealarmeerd | had gealarmeerd | hadt gealarmeerd | had gealarmeerd | hadden gealarmeerd | hadden gealarmeerd | hadden gealarmeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gealarmeerd hebben | zal/zult gealarmeerd hebben | zult/zal gealarmeerd hebben | zult gealarmeerd hebben | zal gealarmeerd hebben | zullen gealarmeerd hebben | zullen gealarmeerd hebben | zullen gealarmeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gealarmeerd hebben | zou gealarmeerd hebben | zou/zoudt gealarmeerd hebben | zoudt gealarmeerd hebben | zou gealarmeerd hebben | zouden gealarmeerd hebben | zouden gealarmeerd hebben | zouden gealarmeerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gealarmeerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gealarmeerd | er is gealarmeerd | |||||||
verleden | er werd gealarmeerd | er was gealarmeerd | |||||||
toekomend | er zal gealarmeerd worden | er zal gealarmeerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gealarmeerd worden | er zou gealarmeerd zijn |