alarmeert
- alar·meert
vervoeging van |
---|
alarmeren |
alarmeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alarmeren
- Jij alarmeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alarmeren
- Hij alarmeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van alarmeren
- Alarmeert!
- ▸ Wat me alarmeert is dat ik te helder ben voor zulke verwarring.[1]
- Het woord alarmeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Lysanne Hoksbergen“Hels paradijs” (2024), De Verhalenfabriek, ISBN 9789461099068