• alar·meert
vervoeging van
alarmeren

alarmeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alarmeren
    • Jij alarmeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alarmeren
    • Hij alarmeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van alarmeren
    • Alarmeert! 
     Wat me alarmeert is dat ik te helder ben voor zulke verwarring.[1]


  1. Lysanne Hoksbergen
    “Hels paradijs” (2024), De Verhalenfabriek, ISBN 9789461099068