afwijking
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·wij·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afwijken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afwijking | afwijkingen |
verkleinwoord | afwijkinkje | afwijkinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de afwijking v
- (techniek) het niet goed afgesteld staan en naar een bepaalde kant neigen
- Het stuur had een afwijking naar links.
- (medisch) lichamelijk gebrek of het niet volledig bij het verstand zijn
- Een aangeboren afwijking aan de aortaklep.
- Het buurmeisje had een afwijking, maar was ook erg aardig.
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
1. niet goed afgesteld staan en naar een bepaalde kant neigen
2. lichamelijk gebrek of het niet volledig bij het verstand zijn
Gangbaarheid
- Het woord afwijking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwijking" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be