Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

fêlure v

  1. barst, scheur
  2. (figuurlijk) geestelijke afwijking, gestoordheid
    «Je voulais entrer dans leurs têtes, analyser leurs fêlures, essayer de comprendre et montrer en quoi les blessures de l’enfance peuvent détruire l’équilibre d’un être humain et qu’un binôme amoureux est peut-être l’association de deux pathologies.»[2]
    Ik wilde in hun hoofden kruipen, hun afwijkingen analyseren, proberen te begrijpen en te tonen hoe jeugdtrauma's het evenwicht van een mens kunnen verstoren en dat een liefdespaar misschien de vereniging van twee pathologieën is.

Verwijzingen

  1.   Weblink bron fêlure in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
  2.   Weblink bron
    Minh Tran Huy
    “Anne Parillaud : "Mon livre est une plongée dans la mécanique psychique d’un pervers narcissique et de sa victime"” (23 april 2021) op lefigaro.fr