actueel
- ac·tu·eel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op het ogenblik bestaand’ voor het eerst aangetroffen in 1535 [1]
- afgeleid van het Latijnse actualis (werkzaam) met het achtervoegsel -eel
- afgeleid van het Franse actuel (‘werkelijk, huidig) (met het achtervoegsel -eel) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | actueel | actueler | actueelst |
verbogen | actuele | actuelere | actueelste |
partitief | actueels | actuelers | - |
actueel [4]
- dat wat op dit moment bestaat of van kracht is
- Wat is de actuele stand in de voetbalcompetitie?
- ▸ Behalve Guthook raadpleegde ik ook af en toe het Water Report, een door vrijwilligers wekelijks bijgewerkt pdf-bestand dat de actuele waterstand aangeeft.[5]
- dat wat nu aan de orde is, wat van belang is op dit moment
- In het journaal worden alleen actuele onderwerpen behandeld.
1.
- Het woord actueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "actueel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "actueel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ actueel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be