achten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van achten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | achten | te achten | ||||||||
toekomend | zullen achten | te zullen achten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geacht | te hebben geacht | ||||||||
toekomend | geacht zullen hebben | geacht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
achtend | geacht | ev. acht |
mv. verouderd acht |
achte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | acht | acht | acht | acht | acht | achten | achten | achten | |||
verleden (o.v.t.) | achtte | achtte | achtte | achtte | achtte | achtten | achtten | achtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal achten | zult/zal achten | zult/zal achten | zult achten | zal achten | zullen achten | zullen achten | zullen achten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achten | zou achten | zou(dt) achten | zoudt achten | zou achten | zouden achten | zouden achten | zouden achten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geacht | hebt geacht | hebt/heeft geacht | hebt geacht | heeft geacht | hebben geacht | hebben geacht | hebben geacht | |||
verleden (v.v.t.) | had geacht | had geacht | had geacht | hadt geacht | had geacht | hadden geacht | hadden geacht | hadden geacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geacht hebben | zal/zult geacht hebben | zult/zal geacht hebben | zult geacht hebben | zal geacht hebben | zullen geacht hebben | zullen geacht hebben | zullen geacht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geacht hebben | zou geacht hebben | zou/zoudt geacht hebben | zoudt geacht hebben | zou geacht hebben | zouden geacht hebben | zouden geacht hebben | zouden geacht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geacht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geacht | er is geacht | |||||||||
verleden | er werd geacht | er was geacht | |||||||||
toekomend | er zal geacht worden | er zal geacht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geacht worden | er zou geacht zijn | |||||||||
lijdende vorm geacht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geacht worden | geacht te worden | ||||||||
toekomend | geacht zullen worden | geacht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geacht zijn | geacht te zijn | ||||||||
toekomend | geacht zullen zijn | geacht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geacht | wordt geacht | wordt geacht | wordt geacht | wordt geacht | worden geacht | worden geacht | worden geacht | |||
verleden (o.v.t.) | werd geacht | werd geacht | werd geacht | werdt geacht | werd geacht | werden geacht | werden geacht | werden geacht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geacht worden | zult geacht worden | zult geacht worden | zult geacht worden | zal geacht worden | zullen geacht worden | zullen geacht worden | zullen geacht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geacht worden | zou geacht worden | zou/zoudt geacht worden | zoudt geacht worden | zou geacht worden | zouden geacht worden | zouden geacht worden | zouden geacht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geacht | bent geacht | bent/is geacht | zijt geacht | is geacht | zijn geacht | zijn geacht | zijn geacht | |||
verleden (v.v.t.) | was geacht | was geacht | was geacht | waart geacht | was geacht | waren geacht | waren geacht | waren geacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geacht zijn | zult geacht zijn | zult geacht zijn | zult geacht zijn | zal geacht zijn | zullen geacht zijn | zullen geacht zijn | zullen geacht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geacht zijn | zou geacht zijn | zou/zoudt geacht zijn | zoudt geacht zijn | zou geacht zijn | zouden geacht zijn | zouden geacht zijn | zouden geacht zijn |