achenebbisj
- Geluid: achenebbisj (hulp, bestand)
- IPA: /ɑxəˈnɛbɪʃ/
- ache·neb·bisj
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van medelijden’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- Jiddisj. Samenstelling van ach ("ach"), oen ("een") en nebbisj ("zielig mannetje"). [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | achenebbisj | achenebbisjer | achenebbisjt |
verbogen | achenebbisje | achenebbisjere | achenebbisjte |
partitief | achenebbisj | achenebbisjers | - |
achenebbisj
- (Jiddisch-Hebreeuws) och!, helaas!, jammer! (uitroep van medelijden of spijt)
- (Jiddisch-Hebreeuws) armoedig, zielig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achenebbisj | - |
verkleinwoord | - | - |
achenebbisj
- (informeel) iemand die de zieligheid oproept
- Die achenebbisj raapt alles op wat hij kan gebruiken
- (informeel) iets wat niet meer bewonderenswaardig is
- Het Rembrandtplein is achenebbisj geworden
- [1] zielenpiet
- [2] armetierig, sjofel
- Het woord achenebbisj staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achenebbisj" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
3 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "achenebbisj" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ achenebbisj op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be