absolutisme
- Geluid: absolutisme (hulp, bestand)
- IPA: /ɑpsoly'tɪsmə/
- ab·so·lu·tis·me
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onbeperkte heerschappij’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- afgeleid van absoluut met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | absolutisme | - |
verkleinwoord | - | - |
het absolutisme o
- (politiek) onbeperkte alleenheerschappij van de soeverein
- Vroeger heerste er in sommige landen absolutisme.
- absolutistisch, absolutist, despotisme, dictatuur, dictator, alleenheerschappij, totalitarisme, tirannie, tiran
1.
- Het woord absolutisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "absolutisme" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "absolutisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ absolutisme op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
absolutisme