absolutistisch
- ab·so·lu·tis·tisch
- afgeleid van absolutist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | absolutistisch | absolutistischer | |
verbogen | absolutistische | absolutistischere | |
partitief | absolutistisch | absolutistischers | - |
absolutistisch [1]
- volgens het absolutisme
- Het woord absolutistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.