aanrijding
- Geluid: aanrijding (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanrɛidɪŋ / (3 lettergrepen)
- aan·rij·ding
- Naamwoord van handeling van aanrijden met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanrijding | aanrijdingen |
verkleinwoord | aanrijdinkje | aanrijdinkjes |
de aanrijding v
- botsing met een voertuig, ongeval
- Na de aanrijding zat er een grote deuk in de bak van de vrachtauto maar er waren gelukkig geen gewonden of doden te betreuren.
- ▸ Om een aanrijding te voorkomen, week ik uit naar links, slipte een beetje, en op dat moment doemde er in de bocht een tegemoetkomende vrachtwagen op.[2]
- ▸ 'Diederich Schulz heeft zijn nek gebroken tijdens een wandeling door de bergen bij Pirna en Peter Wulka werd slachtoffer van een aanrijding.[3]
1. botsing met een voertuig
- Het woord aanrijding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanrijding" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ aanrijding op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
- ↑ “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be