aanrijden
- aan·rij·den
- samenstelling van aan vz en rijden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanrijden |
reed aan |
aangereden |
klasse 1 | volledig |
aanrijden
- rijdend aankomen
- Hij kwam wat eerder aangereden dan we verwacht hadden.
- ▸ Terwijl ik in de S-Bahn stap die net komt aanrijden, dringt pas in zijn volle omvang tot mij door wat ik net in Museum Berggruen heb gezien.[1]
- overgankelijk tegen iets rijden, een botsing veroorzaken
- ▸ Mensen aanrijden, mensen van rotsen gooien.[1]
- Hij werd aangereden door een motorrijder.
- De reebok werd in het kader van het project Ruimte voor aaseters in de natuur neergelegd. Kadavers zijn schaars, schrijven de deelnemende natuurorganisaties op hun website. Aangereden wild wordt vaak vernietigd en ook in natuurgebieden worden dode dieren opgeruimd. Door verkeersslachtoffers terug te plaatsen, hopen de organisaties dat grote aaseters weer terugkeren in de natuur. [2]
- ▸ Mensen aanrijden, mensen van rotsen gooien.[1]
2. tegen iets rijden, een botsing veroorzaken
- Het woord aanrijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanrijden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ 1,0 1,1 “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503
- ↑ NRC Lucas Brouwers 13 maart 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be