weervaren/vervoeging: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Import vervoegingen aangeleverd door Kvdrgeus |
(geen verschil)
|
Versie van 7 dec 2016 23:22
vervoeging van de bedrijvende vorm van weervaren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weervaren | weer te varen | ||||||
toekomend | zullen weervaren weer zullen varen |
te zullen weervaren weer te zullen varen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | weergevaren | te weergevaren | ||||||
toekomend | weergevaren zullen | weergevaren te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
weervarend | weergevaren | ev. vaar weer |
mv. verouderd vaart weer |
vare weer (bijzin) weervare | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | vaar weer | vaart weer | vaart weer | vaart weer | vaart weer | varen weer | varen weer | varen weer | |
verleden (o.v.t.) | voer weer | voer weer | voer weer | voer weer | voer weer | voeren weer | voeren weer | voeren weer | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal weervaren | zult/zal weervaren | zult/zal weervaren | zult weervaren | zal weervaren | zullen weervaren | zullen weervaren | zullen weervaren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weervaren | zou weervaren | zou(dt) weervaren | zoudt weervaren | zou weervaren | zouden weervaren | zouden weervaren | zouden weervaren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | weervaar | weervaart | weervaart | weervaart | weervaart | weervaren | weervaren | weervaren | |
verleden (o.v.t.) | weervoer | weervoer | weervoer | weervoer | weervoer | weervoeren | weervoeren | weervoeren | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal weervaren weer zal varen |
zult/zal weervaren weer zult/zal varen |
zult/zal weervaren weer zult/zal varen |
zult weervaren weer zult varen |
zal weervaren weer zal varen |
zullen weervaren weer zullen varen |
zullen weervaren weer zullen varen |
zullen weervaren weer zullen varen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weervaren weer zou varen |
zou weervaren weer zou varen |
zou(dt) weervaren weer zou(dt) varen |
zoudt weervaren weer zoudt varen |
zou weervaren weer zou varen |
zouden weervaren weer zouden varen |
zouden weervaren weer zouden varen |
zouden weervaren weer zouden varen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |