• zwel·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord zwelger zwelgers
verkleinwoord

de zwelgerm

  1. iemand die veel eet en drinkt
     Professioneel zwelger Joey Chestnut zette na het wereldrecord hamburgers eten en het wereldrecord hot dogs eten ook dat van de kippevleugeltjes op zijn naam. Chestnut verorberde maar liefst 182 stuks.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    jav
    “Joey Chestnut onbetwist eetkampioen” (03/02/2007), De Standaard