Twee zwanen in de Deutsch-Französischer Garten.
  • (IPA in voorbereiding)
  • zwa·nen
enkelvoud meervoud
naamwoord zwanen
verkleinwoord

de zwanenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwaan
     Vooral de orangerie van Potsdam maakte indruk, met al die vijvers waar zwanen in zwommen.[1]
     Ergens tussen de bomen verderop, voorbij de vijver waarin twee witte zwanen dreven, stond een patiënt te miauwen naar een tak, waarop zich kennelijk een vogelnest bevond.[2]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (eendvogels) Cygnini   een geslachtengroep van watervogels waarvan op één na alle soorten in het geslacht Cygnus   zijn ingedeeld. De uitzondering is de coscorobazwaan (Coscoroba coscoroba), die tot het aparte geslacht Coscoroba   wordt gerekend