zwanen
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- zwa·nen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwanen | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de zwanen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zwaan
- meervoudsvorm als officiële benaming (eendvogels) Cygnini een geslachtengroep van watervogels waarvan op één na alle soorten in het geslacht Cygnus zijn ingedeeld. De uitzondering is de coscorobazwaan (Coscoroba coscoroba), die tot het aparte geslacht Coscoroba wordt gerekend
Hyperoniemen
- [2] eendvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
Verwante begrippen
- coscorobazwaan, fluitzwaan, kleine zwaan, knobbelzwaan, trompetzwaan, wilde zwaan, zwarte zwaan, zwarthalszwaan
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
- zwaan-kleef-aan, zwaan-kleef-aaneffect, zwaan-kleef-aanmethode, zwaandrift, zwaangans, zwaanridder, zwaanshals, zwanenbek, zwanenbloem, zwanenbont, zwanenbord, zwanenborst, zwanenbrood, Zwanenburg, zwanendons, zwanendrift, zwanenei, zwanenhals, zwanenjacht, zwanenjong, zwanenkop, zwanenlint, zwanenmaagd, Zwanenmeer, zwanennest, zwanenpaar, zwanenpoel, zwanenpoot, zwanenschacht, zwanenteelt, zwanenveer, zwanenvel, zwanenvlerk, zwanenvleugel, Zwanenwater, zwanenwiek, zwanenzang
Gangbaarheid
- Het woord zwanen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.