zwanen
- (IPA in voorbereiding)
- zwa·nen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwanen | |
verkleinwoord |
de zwanen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zwaan
- meervoudsvorm als officiële benaming (eendvogels) Cygnini een geslachtengroep van watervogels waarvan op één na alle soorten in het geslacht Cygnus zijn ingedeeld. De uitzondering is de coscorobazwaan (Coscoroba coscoroba), die tot het aparte geslacht Coscoroba wordt gerekend
- [2] eendvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- coscorobazwaan, fluitzwaan, kleine zwaan, knobbelzwaan, trompetzwaan, wilde zwaan, zwarte zwaan, zwarthalszwaan
- zwaan-kleef-aan, zwaan-kleef-aaneffect, zwaan-kleef-aanmethode, zwaandrift, zwaangans, zwaanridder, zwaanshals, zwanenbek, zwanenbloem, zwanenbont, zwanenbord, zwanenborst, zwanenbrood, Zwanenburg, zwanendons, zwanendrift, zwanenei, zwanenhals, zwanenjacht, zwanenjong, zwanenkop, zwanenlint, zwanenmaagd, Zwanenmeer, zwanennest, zwanenpaar, zwanenpoel, zwanenpoot, zwanenschacht, zwanenteelt, zwanenveer, zwanenvel, zwanenvlerk, zwanenvleugel, Zwanenwater, zwanenwiek, zwanenzang
- Het woord zwanen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff , ISBN 9789021042503
- ↑ “Het koninklijk huis” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026354953