[1] Zilveren theekan met een tuit in de vorm van een zwaanshals
  • zwaans·hals
enkelvoud meervoud
naamwoord zwaanshals zwaanshalzen
verkleinwoord zwaanshalsje zwaanshalsjes

de zwaanshalsm

  1. lange, gebogen verbinding tussen de romp en het hoofd
  2. (heraldiek) heraldisch element in de vorm van een hals van een zwaan
    • De enkele kop met de lange hals wordt zwaanshals genoemd en staat rechtop in het schild.[2] 
  3. (techniek) gebogen pijp bedoeld om water buiten een uitlaat te houden of stank tegen te gaan
    • Er werd een zwaanshals ingebouwd om de stank te bestrijden. 
  4. (techniek) benaming voor stang of buis met een S-vorm
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. blz 155.Rietstaps Handboek der heraldiek
    C. Pama, Johannes Baptist Rietstap
    Uitgeverij Brill Archive, 1987
    ISBN 9004083529, ISBN 9789004083523