Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Zwaanridder


 
Een zwaanridder in een document uit de 2e helft van de 13e eeuw.
  • zwaan·rid·der
enkelvoud meervoud
naamwoord zwaanridder zwaanridders
verkleinwoord

de zwaanridderm

  1. (mythologie) edel krijgsman die met een door een zwaan getrokken boot de Rijn afvaart
     Weinig vogels zijn zo zwaar met symboliek beladen als de zwaan. Van de Griekse oppergod Zeus die in zwanengedaante Leda bezwangerde en de Wagneriaanse zwaanridder Lohengrin tot het Germaanse toversprookje Zwaan kleef aan en De stervende zwaan van ballerina Anna Pavlova – de associaties rijgen zich aaneen, zoals Hella Haasse liet zien in haar essay Zwanen schieten, uit 1993.[1]
     Johannes combineert hier een voorvorm, of devoorvorm van dit sprookje met het in zijn tijd en later zo geliefde motief van het huwelijk van een man met een watervrouw (het Melusine-motief) en dat van de zwaanridder (= Godfried van Bouillon, Lohengrin), dat in het Nederlandse taalgebied onder andere zou leiden tot het populaire volksboek „Een schone ende miraculeuse historie vanden ridder metter swane” (vanaf de eerste helft van de 16e eeuw).[2]
  1.   Weblink bron
    Erik van den Berg
    “Ontzielde vogels op twee prachtige boekomslagen” (30 november 2018), de Volkskrant
  2.   Weblink bron
    Ton Dekker e.a
    “Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties.” (1997), SUN, Nijmegen, ISBN 906168613X, p. 241 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren