zomervakantie
- Geluid: zomervakantie (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzomərvaˌkɑn(t)si / (5 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈzo.mər.va.ˌkɑn.tsi/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzo.mər.va.ˌkɑn.si/
- zo·mer·va·kan·tie
- samenstelling van zomer en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomervakantie | zomervakanties |
verkleinwoord | zomervakantietje | zomervakantietjes |
de zomervakantie v
- een lange vakantie in de zomer
- Kinderen in de lagere school hebben tussen twee schooljaren een zomervakantie van zes weken.
- ▸ Hij haalde een goed cijfer voor wiskunde, kreeg zelfs een ruime voldoende. Maar toen we afscheid namen voor de zomervakantie miste ik hem geen seconde.[1]
- ▸ Van de zomer zouden we het hoe dan ook niet nog een keer verknallen. Het ergste was dat het nog zo oneindig lang duurde tot de zomervakantie.[1]
1. een lange vakantie in de zomer
- Het woord zomervakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zomervakantie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be