• zo·mer·va·kan·ties

de zomervakantiesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zomervakantie
     We leefden in een bubbel tijdens deze zomervakanties.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers