paasvakantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paas·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van paas en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paasvakantie | paasvakanties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de paasvakantie v
- de vakantie rond Pasen
Vertalingen
1. vakantieperiode
Gangbaarheid
- Het woord paasvakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paasvakantie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be