Een sneeuwman maken: pret verzekerd tijdens de kerstvakantie.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstvakantie kerstvakanties
verkleinwoord kerstvakantietje kerstvakantietjes

Zelfstandig naamwoord

de kerstvakantiev

  1. (kerst) een schoolvakantie op het einde van het jaar die gewoonlijk twee weken duurt
    • Veel gezinnen zoeken de sneeuw op tijdens de kerstvakantie. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be