zisk
- zisk
zisk m
- (economie) winst; het verschil tussen de verkoopsprijs en alle kosten die men heeft gemaakt
- (elektrotechniek) versterkingsfactor; quotiënt van de spanning aan de uitgang van een versterkertrap of -element, en de spanning aan de ingang ervan
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- zisk
- het winnen, het verkrijgen
- winst; dat wat verkregen is
- (economie) winst; het verschil tussen de verkoopsprijs en alle kosten die men heeft gemaakt
- (elektrotechniek) versterkingsfactor; quotiënt van de spanning aan de uitgang van een versterkertrap of -element, en de spanning aan de ingang ervan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | zisk | zisky |
genitief | zisku | zisků |
datief | zisku | ziskům |
accusatief | zisk | zisky |
vocatief | zisku | zisky |
locatief | zisku | ziscích |
instrumentalis | ziskem | zisky |
- získání o
- prospěch m, užitek m
- výdělek monbezield, výnos monbezield, výtěžek monbezield, profit monbezield
- –
|
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)