Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • net·to·winst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nettowinst nettowinsten
verkleinwoord nettowinstje nettowinstjes

Zelfstandig naamwoord

de nettowinstv / m

  1. brutowinst waarvan afschrijvingen en belastingen zijn afgetrokken
    • De nettowinst is het geld dat een bedrijf verdient. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be