zelfzeker
- zelf·ze·ker
- samenstelling van zelf en zeker . Leenvertaling van het Duitse selbstsicher.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelfzeker | zelfzekerder | zelfzekerst |
verbogen | zelfzekere | zelfzekerdere | zelfzekerste |
partitief | zelfzekers | zelfzekerders | - |
zelfzeker
- vol zelfvertrouwen
- Hij nam zelfzeker het woord.
1. vol zelfvertrouwen
- Het woord zelfzeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfzeker" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be