zelfbeschikking
- zelf·be·schik·king
- samenstelling van zelf en beschikking
- Leenvertaling van Duits Selbstbestimmung (vertaling van Grieks αὐτονομία 'autonomie').
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbeschikking | zelfbeschikkingen |
verkleinwoord |
de zelfbeschikking v
- (filosofisch) de vrijheid van een individu om zonder (instinctieve, sociale of statelijke) dwang tot een besluit te komen
- (juridisch) basisbeginsel uit de mensenrechten-catalogus dat eenieder het recht heeft op het maken van eigen keuzen en op zelfstandigheid en als enige mag beschikken over het eigen lichaam
- (internationaal recht) recht op zelfbeschikking van volken: het recht voor een volk om te bepalen onder welke soevereiniteit het wil vallen, (zelfbeschikkingsrecht voor volken)
- (in euthanasie-discussies) de mogelijkheid voor een individu om over zijn of haar levenseinde te beslissen
- Uitgangspunt van de Coöperatie Laatste Wil is de autonomie, het recht op zelfbeschikking van de mens over zijn leven [1]
1. wilsvrijheid van het individu
2. de mogelijkheid voor een volk om te bepalen onder welke soevereiniteit het wil vallen
- Het woord zelfbeschikking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfbeschikking" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wikipedia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be